Schoolorganisatie

Schoolbestuur

Onze scholen hebben een v.z.w. als schoolbestuur (ook soms "inrichtende macht" genoemd). Daarom is het belangrijk dat minstens iemand van de initiatiefgroep de vzw-wetgeving ook goed kent. Die legt immers een aantal richtlijnen op. Worden die nauwgezet nageleefd, dan kunnen bestuurders niet persoonlijk aansprakelijk gesteld worden voor zaken die mislopen.
Deze v.z.w. draagt de verantwoordelijkheid voor de organisatie van het onderwijs in de school. Als erkende en gesubsidieerde school ontvangt ze een werkingsbudget, en wanneer dit voor de school niet blijkt te volstaan, draagt de vzw de bijkomende kosten.

Ieder schoolbestuur bepaalt vrij zijn eigen pedagogisch project en maakt een schoolwerkplan op. Hierover meer info in extra informatie.

Coördinator

De rol van de coördinator (officieel “directeur”) verschilt een beetje van school tot school. In sommige scholen is er een voltijdse coördinator aanwezig, in andere scholen moet de coördinator ook nog een lesopdracht vervullen. Of de school al dan niet een voltijdse coördinator krijgt is afhankelijk van het aantal kinderen (zie subsidies personeel en extra informatie). De functie van directeur-coördinator bestaat uit verschillende deelfuncties. Zo heb je bijvoorbeeld een administratieve opdracht, een pedagogische opdracht, de dagelijkse coördinatie, ... . Deze verschillende functies hoeven niet noodzakelijk door de dezelfde persoon uitgevoerd te worden. De pedagogische opdracht kan bijvoorbeeld ook coöperatief gedragen worden door het hele team. Hieronder vind je een paar concrete voorbeelden van de taken van een coördinator.

 

Voorbeelden 

De coördinator van De Vier Tuinen, toen nog vestigingsplaats van hoofdschool de VlOM: "De coördinator neemt zelden of nooit zelfstandig beslissingen"

 

Naast de 'formele' omschrijving van de functie van de coördinator in De Vier Tuinen, omschrijft de pedagogisch coördinator haar bevoegdheden als volgt:

  • overleg plegen met de pedagogische raad
  • vergaderingen met het dagelijks bestuur
  • bijwonen van teamvergaderingen en pedagogisch team
  • bijwonen van vergaderingen van de raad van beheer (hier heeft zij echter geen stemrecht!)
  • het organiseren van navormingen, in overleg met de leerkrachten (leerkrachten brengen zelf ideeën aan)
  • alle afspraken in de school opvolgen
  • bij problemen met een ouder, moet de coördinator kunnen bemiddelen en helpen zoeken naar een oplossing
  • samenwerking met het CLB, opvolgen van medisch toezicht
  • schakel tussen de school enerzijds en de VLOM en FOPEM anderzijds

 De coördinator neemt zelden of nooit zelfstandig beslissingen, dat gebeurt steeds in overleg met de betrokken partijen. Enkel wanneer het gaat om zeer dringende zaken, dan moet de coördinator alleen kunnen beslissen, maar dan nog zal hij/zij steeds trachten eerst overleg te plegen.

bron: Van Hauwermeiren, K. (2004). Democratie werkt? De besluitvorming in de vrije scholen van FOPEM. Ongepubliceerd stageverslag.

 

De coördinator van Het Schommelbootje: "Soms voel ik me wel eens meer een 'klusjesman' dan een coördinator.

 

De coördinator omschrijft haar taak, rol als volgt: 'Mijn functie als coördinator is erg veelzijdig. Het is ook niet altijd even makkelijk om een scheiding te maken tussen leerkracht en coördinator. Binnen de school wordt mijn functie ook zeker niet beschouwd als een 'schoolhoofd'-functie, ik zou het ook niet willen. We proberen alles zoveel mogelijk in consensus te beslissen, zowel in het team als in de Raad van Bestuur.

Soms voel ik me wel eens meer een 'klusjesman' dan een coördinator. Ook als er ergens een lamp niet brandt of een scharnier piept, vindt men makkelijk de weg naar mij. Mijn taak bestaat er ook in om de werkgroepen te coördineren en hiervan verslag uit te brengen aan de Raad van Bestuur. Mijn taak is zo veelzijdig dat ik wellicht nog heel wat zaken vergeten ben.

bron: Van Hauwermeiren, K. (2004). Democratie werkt? De besluitvorming in de vrije scholen van FOPEM. Ongepubliceerd stageverslag

 

De coördinator van De Levensboom: "Het is belangrijk dat je als coördinator knopen kan doorhakken, er moet duidelijkheid zijn."

 

Het takenpakket van de coördinator kan kort als volgt omschreven worden:

'Vanuit het pedagogisch project van de school is de coördinator eindverantwoordelijke voor het pedagogisch beleid m.n. plannen, organiseren, coördineren en bijsturen van schoolactiviteiten. De coördinator ontvangt leiding van de Raad van Bestuur en geeft leiding aan het team van begeleiders en administratief personeel (voor zover deze instaan voor het mee realiseren van pedagogische taken). De coördinator is tevens de spreekbuis naar ouders toe en heeft ook rechtstreekse contacten met de kinderen van de school. '

De coördinator volgt de klassen, volgt de kinderen en begeleiders op en doet functionerings- en evaluatiegesprekken. Hij heeft wel degelijk het gevoel dat zijn opinie belangrijk is, en daardoor soms zwaarder kan doorwegen bij bepaalde beslissingen. Een voorbeeld: bij de voorbereiding van de pedagogische studiedag waren er een aantal begeleiders die vonden dat er in het vijfde en zesde leerjaar te weinig aandacht is voor spelling. Dan wordt ook aan de coördinator gevraagd wat hij daarvan vindt. Toch vindt de coördinator het belangrijk dat het team zelfsturend wordt, het team moet kunnen draaien als de coördinator er niet is. Anderzijds merkt hij dan weer aan kleine dingen dat hij toch wel nodig is. Men vindt het absoluut belangrijk dat het team samen tot een bepaalde beslissing komt, maar de coördinator is wel degene die knopen moet kunnen doorhakken wanneer er geen consensus bereikt wordt. Het is belangrijk dat je als coördinator knopen kan doorhakken, er moet duidelijkheid zijn, je kan dingen niet in het ongewisse laten. Je moet ook beseffen dat je niet voor iedereen goed kan doen.

 

 bron: Van Hauwermeiren, K. (2004). Democratie werkt? De besluitvorming in de vrije scholen van FOPEM. Ongepubliceerd stageverslag

Hoe delen onze methodescholen hun klasgroepen in?

De meeste scholen binnen FOPEM werken met graadsklassen of leefgroepen. Dit zijn klassen waarin twee of drie leerjaren samen zitten. Deze manier van werken biedt verschillende voordelen.

  • Oudere kinderen kunnen hun kennis en vaardigheden doorgeven aan de jongere kinderen. Ook de manier van werken, opruimen, afspraken binnen de groep worden zo al doende doorgegeven aan elkaar. De begeleider kan zijn organisatie, zoals die gegroeid is doortrekken naar het nieuwe schooljaar zonder alle afspraken uitgebreid te moeten uitleggen.
  • De kinderen hebben de kans om elkaar te helpen en voor elkaar te zorgen.
  • De kinderen zitten minder snel vast in een bepaalde rol. Het ene jaar zijn ze immers bij de jongste van de groep, en een ander jaar bij de oudste, bij zij die al weten hoe de klasgroep draait.
  • Door deze indeling moeten de kinderen ook vaak zelfstandig werken, een begeleider kan immers niet altijd met alle leerlingen te gelijk bezig zijn.
  • Doordat de leerlingen 2 jaar bij dezelfde begeleider zitten, kan de begeleider beter differentiëren.
  • Als het nodig is kan men moeilijke leerstof eventueel spreiden over twee jaar, op die manier kan de leerling op zijn eigen tempo werken. Een jaar overzitten betekent hierdoor ook niet in een volledig nieuwe klasgroep terechtkomen en al je vriendjes zien verder gaan.
  • De begeleider komt ook niet elk jaar voor een volledig nieuwe klasgroep te staan zodat hij de leerlingen beter kan leren kennen.

Voorbeelden

 

 De Levensboom in Kortrijk:

"Om het natuurlijke leerproces alle kansen te bieden bij het aanvankelijk lezen en rekenen, is het principe van de speelleerklas (met als doel een soepele overgang tussen kleuter en lagere te creëren) geïntegreerd binnen ons groeperingssysteem."

Als basis voor de indeling van de klassen, opteren wij ervoor dat de kinderen 2 opeenvolgende jaren door dezelfde leerkracht worden begeleid. Meer teruggetrokken kinderen voelen zich meer op hun gemak bij een begeleider die ze goed kennen. De begeleider krijgt de kans alle aspecten van het kind te leren kennen, het kind beter te kunnen opvolgen en soepeler om te gaan met de leerstofdoelen (onnodige "druk" vermijden). Deze structuur kan zowel binnen jaarklassen (waarbij de leerkracht mee doorschuift) als binnen graadsklassen georganiseerd zijn.

Om het natuurlijke leerproces alle kansen te bieden bij het aanvankelijk lezen en rekenen, is het principe van de speelleerklas (met als doel een soepele overgang tussen kleuter en lagere te creëren) geïntegreerd binnen ons groeperingssysteem. Hierdoor krijgen de "overrijpe" kleuters de kans om van start te gaan met lezen en rekenen. Anderzijds worden de niet-rijpe kinderen helemaal niet "geforceerd". Uit heel wat studies blijkt namelijk dat het te vroeg starten met lezen en rekenen voor niet-rijpe kinderen nefaste gevolgen heeft. Zo valt bijvoorbeeld hun interne motivatie weg, kunnen er bijkomende problemen gecreëerd worden, nemen sommige kinderen een foutieve werkhouding aan, zijn er heel wat neveneffecten op sociaal en emotioneel vlak (faalangsten ontwikkelen zich of men wil zich manifesteren op sociaal vlak). Concreet betekent dit dat de klasbegeleider van de derde kleuters het volgende schooljaar hun begeleider wordt in het eerste leerjaar. Zo worden ze op één van de belangrijkste scharniermomenten in hun schoolloopbaan twee jaar door dezelfde begeleider ondersteund, gemotiveerd, begeleid, . . Het tweede leerjaar zit apart én zitten slechts één jaar bij de begeleider. Vanaf het derde leerjaar zijn er graadsklassen: twee groepen derde en vierde leerjaar, en twee groepen vijfde en zesde leerjaar.

Bron: www.levensboom.be

 

De Klaproos in Geraardsbergen:

"Het eerste en tweede, alsook het derde en vierde leerjaar, worden voor bepaalde activiteiten ontdubbeld, bijvoorbeeld voor taal en rekenen, omdat er anders te veel kinderen in één groep zitten."

In De Klaproos wordt gewerkt met graadsklassen. Voor sport en atelier zijn er drie leerkrachten voor het gehele lager, dat betekent dat voor deze activiteiten, de kinderen in twee groepen ingedeeld worden: een groep met de kinderen van het eerste, tweede en derde leerjaar enerzijds, en een groep met de kinderen van het vierde, vijfde en zesde leerjaar. Het eerste en tweede, alsook het derde en vierde leerjaar, worden voor bepaalde activiteiten ontdubbeld, bijvoorbeeld voor taal en rekenen, omdat er anders te veel kinderen in één groep zitten. Wel belangrijk is dat er bij de ontdubbeling ook nog altijd kinderen van de twee leerjaren in één groep zitten. Bij het eerste en tweede leerjaar is het soms wel moeilijk om kinderen zelfstandig te laten werken. Af en toe worden de kinderen van het eerste leerjaar dan ook apart genomen. Vanuit de kleutergroepen komen er signalen dat de leeftijdsverschillen tussen de kleuters toch groot zijn. Voorlopig blijft men toch met graadsklassen werken, maar het kan dus wel een discussiepunt worden.

 

bron: Van Hauwermeiren, K. (2004). Democratie werkt? De besluitvorming in de vrije scholen van FOPEM. Ongepubliceerd stageverslag

 

't Speelscholeke in Deurne:

"Voor sommige activiteiten echter is een verticale indeling meer aangewezen, met kinderen van verschillende leeftijden, van kleuters tot zesdeklassers. Daar leren de kleintjes van de groten, en leren de groten rekening te houden met wie jonger is."

De kinderen van de school worden verdeeld in klassen en in stamgroepen. Een klas is een horizontale indeling, waarbij kinderen van dezelfde leeftijd samen zitten. Voor sommige activiteiten echter is een verticale indeling meer aangewezen, met kinderen van verschillende leeftijden, van kleuters tot zesdeklassers. Daar leren de kleintjes van de groten, en leren de groten rekening te houden met wie jonger is. Deze verticale indeling noemen we een stamgroep.

Bij alles wat op 't Speelscholeke gebeurt, wordt altijd zo veel mogelijk gekozen voor kleinschaligheid. Er wordt over gewaakt dat de klassen klein zijn, maar ook de school blijft kleinschalig omdat er geen parallelklassen worden opgericht. In elke 'klas' zitten ongeveer 13 kinderen (11 in de kleuterklassen), hoewel dat in vele situaties niet opvalt omdat klassen samengevoegd worden tot leefgroepen. De kleuterschool bijvoorbeeld opereert dikwijls als geheel. Bepaalde kinderen zijn aan bepaalde begeleiders toegewezen, maar alle begeleiders van de kleuterschool kennen ieder kind, volgen het en werken ermee.

 

De 'jongste kleuters' is wat in een andere school de eerste kleuterklas wordt genoemd. Hier zitten de kleinsten en komen met Nieuwjaar en Pasen de nieuwe kinderen bij. De 'jongste kleuters' worden apart benoemd omdat er activiteiten zijn die door de leefgroep worden gedaan waar zij nog niet aan toe zijn. Zij hebben een aparte 'kring' omdat ze andere noden hebben dan de kinderen van de eerste leefgroep.

 

De 'eerste leefgroep' is wat in andere scholen de tweede en derde kleuterklas wordt genoemd. De geschiedenis achter deze naamgeving is dat bij het opstarten van de school de indeling in klassen als kunstmatig werd ervaren en er werd gezocht naar mogelijkheden om 'samen te leven' in heterogene groepen. In principe moet een kleuter vier jaar oud zijn om de overstap naar de leefgroep te maken. De overstap van de ene groep naar de andere gaat meestal gepaard met een soort van overgangsfeest dat door de kinderen zelf bedacht en uitgevoerd wordt. De alleroudste kleuters gaan op het einde van hun laatste schooljaar in de kleuterklassen nu en dan al samenwerken met de 'tweede leefgroep', d.w.z. de jongste kinderen van de lagere school, om de nieuwe situatie te leren kennen.

 

De 'tweede leefgroep' is wat de meeste mensen kennen als het eerste en tweede leerjaar. Ook hier geen strikte opsplitsing van leeftijd omdat ervan uit wordt gegaan dat een kind twee jaar de tijd moet krijgen om te leren lezen, schrijven en rekenen, met andere woorden om de overstap naar de derde klas te maken. Ook de derde en vierde klas en vijfde en zesde klas werken regelmatig samen als leefgroep bij bijvoorbeeld meetings en projecten. Er zijn geen parallelklassen. Omdat de school kiest voor kleinschaligheid, blijft elk leerjaar beperkt tot 1 klas.De weekafsluiting gebeurt per stamgroep. Ook het samen eten is per stamgroep, en het opruimen van de eetzaal. Een stamgroep ligt vast voor het jaar, al hebben kinderen inspraak in de samenstelling ervan. Ook de begeleider blijft vast verbonden aan zijn of haar stamgroep.

 

Bron: : www.speelscholeke.be